4.1 Uniforme basis
Crises vinden plaats op allerlei verschillende manieren, ontstaan plotsklaps, dienen zich aan of laten zich voorspellen. Crisismanagement is mensenwerk, werk van professionals die altijd geplaatst worden voor een unieke uitdaging en op basis van hun kennis en vermogen om samen te werken, de crisis te managen. Omdat de samenstelling van een crisisteam altijd anders is en niet iedere organisatie die aanhaakt of iedere speler aan tafel vertrouwd is met de ander of de werkwijze, kiezen we voor een uniforme basis waar professionals op terug kunnen vallen en die op maat gemaakt kan worden voor de taak die er ligt.

De basisstructuur voor ons crisismanagement is gestoeld op drie niveaus:

basisstructuur voor ons crisismanagement

4.2 Activeren crisisstructuur
Voor crisismanagement vanuit de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland is GRIP het uitgangspunt. GRIP staat voor de Gecoördineerde Regionale Incidenten bestrijdings Procedure. GRIP regelt de multidisciplinaire opschaling en coördinatie van de crisisbeheersingsprocessen bij de ­bestrijding van (on)verwachte en acute incidenten. Wel voegen we met enkele tussenstappen de mogelijkheid tot verschillende ­snelheden toe.

Activeren crisisstructuur

Bij een niet-acute crisis kan gekozen worden om ‘voorbereidend’ toe te voegen aan het gebruikte crisisteam.

4.3 Combinatie met 3-hoek
De afgelopen jaren hebben zich crises voorgedaan die begonnen vanuit openbare orde/aantasting van de rechtsorde en leidden tot een gevaarsetting voor de openbare veiligheid. Of omgekeerd dat een calamiteit strafrechtelijke aspecten kent. Dan is (nauwe) samenwerking met de 3-hoek (burgemeester, Hoofdofficier van Justitie en Politiechef) gewenst.

Combinatie met 3-hoek

4.4 Uitgangspunten

  • De GRIP-structuur is met name bedoeld voor incidenten met een grote lokale of bovenlokale impact.
  • In beginsel geldt dat als één der partijen (leiding & coördinatie, brandweer, geneeskundig, politie, bevolkingszorg) behoefte heeft aan opschaling in de GRIP structuur de andere partijen daarin mee gaan.
  • De GRIP-procedure biedt de kaders voor de opschalingssystematiek. In de uitvoering is flexibiliteit (bijvoorbeeld in actieve teams en team­samenstelling) mogelijk.
  • Opschaling kan in verschillende snelheden geheel of gedeeltelijk plaatsvinden. Hetzelfde is van toepassing op afschaling van (delen van) de crisisorganisatie.
  • De Leider CoPI, Operationeel Leider (ROT) en burgemeester (GBT) of voorzitter veiligheidsregio (RBT) is verantwoordelijk voor de keuze welke kolommen/partners aan tafel zitten. Bij directe alarmering start de kernbezetting, indien vooraf ruimte genomen wordt/bestaat voor nadere diagnose, kunnen aan de voorkant keuzes gemaakt worden. Afhankelijk van het type incident kan dan later alsnog besloten worden de kernbezetting aan te vullen dan wel in te krimpen.
  • De Operationeel Leider kan op basis van de crisisdiagnose, eventueel ­geadviseerd door de kolommen en al dan niet in overleg met de Leider CoPI, besluiten tot een GRIP variant die afwijkt van de standaard, dan wel kan de burgemeester adviseren daartoe te besluiten (in geval van een opschaling op strategisch niveau).
  • Bij gewenste interregionale coördinatie (GRIP 5) gelden de volgende uitgangspunten (tenzij anders bepaald in interregionaal coördinatieplan):
    • bestaande bevoegdheden en verantwoordelijkheden blijven gelden
    • de “bronregio” heeft de lead in de coördinatie tussen veiligheids­regio’s en is het eerste aanspreekpunt voor externe sectorale partijen
    • contact tussen veiligheidsregio’s is laagdrempelig, in de basis telefonisch/online tussen de Operationeel Leiders. Daarnaast wordt informatie middels LCMS gedeeld.
    • de afstemming van de invulling van de interregionale coördinatie is het hoofddoel en richt zich op het uitwisselen van situatierapportages voor zover op interregionaal schaalniveau relevant, op de afstemming in ­communicatie aan de getroffenen en op de crisismanagementscenario’s
    • veiligheidsregio’s brengen in beeld welke GRIP-niveaus worden gehanteerd, hierbij kunnen afhankelijk van de lokale (lees regionale) situatie en behoefte verschillende GRIP niveaus naast elkaar bestaan
    • om overzicht te krijgen omtrent de situatie wordt samenwerking met het NCC/LOCC laagdrempelig opgezocht
  • Indien de crisis daarom vraagt, kunnen organisaties uit de functionele keten gevraagd worden aan te schuiven in de crisisstructuur. Bij crisis die hun oorsprong kennen in een functionele keten of met effecten in een functionele keten kan er vanuit een functionele keten contact ­worden gezocht met de algemene keten voor afstemming over de te volgen aanpak.
  • Bij een afschaling treedt automatisch het proces Nafase in werking. De start van deze nafase wordt gemarkeerd door het vroegtijdig, nog tijdens de lopende crisisbeheersing, duidelijk benoemen en vastleggen van de Nafaseopgave en daarbij behorende acties.
  • Het Regionaal Crisis Centrum (RCC) in het stadhuis van Amsterdam is de vaste uitvalsbasis voor het ROT en het RBT. Het GBT komt in de basis bijeen in het eigen gemeentehuis van de betreffende gemeente, waarbij het RCC altijd beschikbaar is als alternatief. Voor de gemeente Amsterdam komt het GBT uiteraard bijeen in het RCC.