3.1 Doel
In Hoofdstuk 2 (processtap 2) zijn de operationele prestaties voor de basisbrandweerzorg inzichtelijk gemaakt aan de hand van de factoren snelheid, capaciteit, paraatheid en werkdruk. Om te beoordelen of deze prestaties afdoende zijn gebruikt de Handreiking Landelijke Uniforme Systematiek voor Dekkingsplannen de methode Gebiedsgerichte Opkomsttijden. Dit dekkingsplan toetst aanvullend de landelijke afspraken over Grootschalig Brandweeroptreden (GBO).20

3.2 Indeling gebieden in categorieën (Gebiedsgerichte Opkomsttijden)
De methode Gebiedsgerichte Opkomsttijden is gericht op het verwachte effect van brand en de bestrijding die daarvoor noodzakelijk is. Hiervoor is de regio in gebieden verdeeld.21 Na toepassing van de methode valt elk gebied in een bepaalde categorie met bijbehorende opkomsttijd. Per gebied is de adressendichtheid en het soort en aantal objecten (gebouwen) bekeken. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Kernregistratie Objecten (KRO) en de Witte Kaart van de gemeentelijke GGD’s.22 Ook geeft de methode de bandbreedte waarbinnen afwijking van de geadviseerde opkomsttijd toelaatbaar is.

Tabel 5 – Indelingskader Gebiedsgerichte Opkomsttijden: Categorieën, kenmerken, opkomsttijd en bandbreedte.

Indelingskader Gebiedsgerichte Opkomsttijden

Figuur 8 – Gebiedscategorisering met de gebiedsgerichte opkomsttijden van 7 minuten (donker), 10 minuten (middel) en 15 minuten (licht).
Gebiedscategorisering

De meeste bebouwde gebieden in de regio vallen in gebiedscategorie 2 met een opkomsttijd van 10 minuten. Oude stadskernen en gebieden met veel hoogbouw vallen in gebiedscategorie 1 met een opkomsttijd van 7 minuten en de buitengebieden en Westpoort vallen na toepassing van de methode in gebiedscategorie 3 met een opkomsttijd van 15 minuten.

3.3 Beoordeling van de basisbrandweerzorg
Dit dekkingsplan toetst of de snelheid, capaciteit, paraatheid en werkdruk van de operationele eenheden van de brandweer aansluiten bij de basisbrandweerzorg die nodig is in de gebieden van Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Uit deze brede analyse blijkt dat de huidige kazerneconfiguratie, aantal eenheden en organisatievorm nodig blijven voor het leveren van passende brandweerzorg in de regio.

 

3.3.1 Beoordeling van de operationele prestatie op snelheid
Voor elk gebied is gekeken of de opkomsttijd goed, voldoende of onvoldoende is. De eerste tankautospuit (basisbrandweereenheid) kan na een melding van gebouwbrand over het algemeen op tijd ter plaatse zijn.
Wanneer de berekende prognose van de opkomsttijden naast de gewenste (gebiedsgerichte) opkomsttijden gelegd wordt sluiten deze op elkaar aan. Dat betekent dat de spreiding van kazernes en eenheden goed is. Wel zijn er overschrijding van opkomstnormen in Weesp, Zeeburgereiland en op een deel van IJburg. Nergens in de regio wordt de wettelijke uiterste opkomsttijd van 18 minuten overschreden.23 Wel kunnen toekomstige ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid, stads- verdichting en -uitbreiding impact hebben op de gerealiseerde opkomsttijden.

Figuur 9 – Beoordeling gebieden op de factor snelheid.
Beoordeling gebieden op de factor snelheid.

Tabel 6 – Overzicht van de gebiedsscores uit de nieuwe methode.

Overzicht van de gebiedsscores

 

3.3.2 Beoordeling van de operationele prestatie op capaciteit
De capaciteit (slagkracht) is voor de hele regio op orde. De brandweer heeft genoeg mensen en materieel om snel voldoende eenheden ter plaatse te krijgen. Zeker in de binnenstad van Amsterdam, waar de kans op snelle branduitbreiding groot is, kunnen in korte tijd veel tankautospuiten ter plaatse komen. Regionaal alarmeert de meldkamer standaard twee tankautospuiten na een melding van gebouwbrand.
De regionale capaciteit voor grootschalige en langdurige inzetten voldoet aan de landelijke afspraken over Grootschalig Brandweeroptreden (GBO) en het landelijke slagkrachtprofiel. In de samenstelling van de GBO-eenheden (pelotons) is ook rekening gehouden met een logische spreiding van mensen en materieel, zodat er voldoende restdekking gewaarborgd blijft. Door de verminderde beschikbaarheid van vrijwilligers is het doorzettingsvermogen en de continuïteit van de vrijwillig bemenste specialismen bij dit soort inzetten wel kwetsbaar.

 

3.3.3 Beoordeling van de operationele prestatie op paraatheid
De beschikbaarheid van de eerstelijnseenheden is op niveau. De nadelige effecten bij gelijktijdige incidenten worden geminimaliseerd door het fijnmazige netwerk van kazernes, die ter vervanging in elkaars verzorgingsgebieden kunnen optreden. Dit netwerk van kazernes is ook van belang om voldoende restdekking te behouden. Wel behoeft de beschikbaarheid van vrijwilligers continue aandacht. Ook de mogelijke effecten van de verplichte taakdifferentiatie tussen beroeps- en vrijwillige brandweermensen op de paraatheid zijn nog onduidelijk.
Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft al verschillende maatregelen genomen. Uitruk op Maat wordt verder uitgerold, de inzetbaarheid van de tweedelijnseenheden voor de slagkracht is vergroot en de uitwisselbaarheid van beroeps- en vrijwilligers krijgt verder vorm. Daarnaast investeert Brandweer Amsterdam-Amstelland in het werven van nieuwe vrijwilligers.

 

3.3.4 Beoordeling van de operationele prestatie op werkdruk
De werkdruk sluit aan bij de huidige regionale organisatievorm van vrijwillige en beroepskazernes. Dat wil zeggen dat er in gebieden met een hoge incidentfrequentie beroepskazernes staan, in gebieden met een middelhoge frequentie de vrijwillige kazernes beschikken over een dagdienstbezetting en dat in de gebieden met lage incidentfrequentie kazernes met alleen een vrijwillige bezetting staan.

 

3.3.5 Aandachtspuntenlijst
De Handreiking Landelijke Uniforme Systematiek voor Dekkingsplannen hanteert een aandachtspuntenlijst voor gebieden waar de operationele prestatie van de brandweer niet optimaal is. In zo’n geval is de opkomsttijd te hoog (buiten de bandbreedte), de capaciteit onvoldoende, de paraatheid te laag of de werkdruk niet in balans.

Binnenstad Weesp
Door de hoge uitruktijden van kazerne Weesp is de opkomsttijd van de brandweer op een aantal plaatsen in het stadscentrum van Weesp één tot twee minuten hoger dan de geadviseerde bandbreedte van 10 minuten. Het stadscentrum van Weesp bestaat uit oude bebouwing en portiekwoningen. De kans op escalatie, slachtoffers en schade bij brand is hier aanzienlijk. Bij een melding van binnenbrand alarmeert de brandweer direct twee tankautospuiten door de nabijheid van andere kazernes kunnen de opvolgende eenheden snel ter plaatse zijn om het effect van de brand te kunnen beperken.

Kop van IJburg
IJburg ligt ongunstig ten opzichte van de huidige kazerneconfiguratie. Hierdoor is de opkomsttijd van de brandweer in de kop van IJburg (maximaal) één minuut hoger dan de geadviseerde bandbreedte van 10 minuten. Bij het ontwikkelen van het nieuwe Strandeiland is de brandweer tijdig betrokken zodat zij eventueel alternatieve maatregelen kan adviseren. Kwetsbare objecten worden opgenomen op de eerdergenoemde Aandachtspuntenlijst.

Zeeburgereiland
Op het voormalig militair oefenterrein wordt een woonwijk gerealiseerd met woongebouwen hoger dan 20 meter. De gebiedsindeling valt daardoor in Categorie 1. Het eiland ligt echter ongunstig ten opzichte van de huidige kazerneconfiguratie. De opkomsttijd valt (maximaal een minuut) buiten de geadviseerde bandbreedte van 10 minuten.

Zuidflank
Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft in het verleden verschillende maatregelen genomen om de paraatheid van vrijwilligers in de Zuidflank op het gewenste niveau te houden. De introductie van dagdienstbezettingen op de kazernes Uithoorn en Aalsmeer, de implementatie Uitruk op Maat en het vergroten van de paraatheid van tweedelijns tankautospuiten hebben effect gehad. Maar voor de onderliggende verminderde beschikbaarheid van vrijwilligers moet de brandweer regionaal aandacht blijven hebben. Binnen en buiten de organisatie zoekt de brandweer naar verbetering (paragraaf 3.3.3).

3.3.5.1 Aandachtsobjecten
De aandachtsobjecten op de Aandachtspuntenlijst zijn opgenomen in een (risicogerichte) benadering van Brandweer Amsterdam-Amstelland. In Bijlage 5 is een uitwerking van de lijst en de benadering opgenomen. Onderdelen hiervan zijn:

  • Extra oriëntaties door de operationele eenheden om de lokale bekendheid te verbeteren.
  • Extra voorlichting en advies.
  • Oefeningen op locatie.
  • Plaatsing van rookmelders.24

Figuur 10 – Aandachtsobjecten in de regio Amsterdam-Amstelland. Het gaat om vijf locaties voor gezondheidzorg, zestien portiekflats, veertien portiekwoningen en een locatie met celfunctie

regio Amsterdam-Amstelland

3.4 Regionale conclusies en aanbevelingen
De eerste tankautospuit (basisbrandweereenheid) kan na een melding van gebouwbrand over het algemeen op tijd ter plaatse zijn. De slagkracht is op orde en de regionale capaciteit voor grootschalige en langdurige inzetten voldoet aan het landelijke slagkrachtprofiel. Wel is het doorzettingsvermogen bij dit soort inzetten kwetsbaar. De beschikbaarheid van de eerstelijns tankautospuiten is op niveau, maar de beschikbaarheid van vrijwilligers behoeft continu aandacht.
Brandweer Amsterdam-Amstelland kan met de huidige kazerneconfiguratie, aantal eenheden en organisatievorm passende brandweerzorg leveren. Er zijn geen ingrijpende maatregelen nodig. Er kan verder gewerkt worden aan optimalisatie en verdere flexibilisering van de huidige brandweerorganisatie. De brandweer doet de volgende aanbevelingen.

Invoering van Dynamisch Alarmeren
De brandweer realiseert met Dynamisch Alarmeren snellere opkomsttijden en krijgt meer regie op de beschikbaarheid van specialismen, de actuele voertuigspreiding en restdekking. Op dit moment alarmeert de meldkamer brandweereenheden aan de hand van vaste kazernevolgordetabellen, die er van uit gaan dat voertuigen permanent op de kazerne staan te wachten. De dagelijkse praktijk is minder statisch. Dynamisch Alarmeren maakt het mogelijk eenheden vanaf hun actuele locatie (bijvoorbeeld tijdens oriëntatie of werkbezoek) te alarmeren en anticipeert direct op geplande of ongeplande veranderingen in de verzorgingsgebieden, zoals wegafzettingen of het gebruik van opstelplaatsen bij incidenten of drukke evenementen.

Verdere flexibilisering van capaciteit
Het is mogelijk om de staande brandweerorganisatie op maat voor te bereiden op bijvoorbeeld grootstedelijke evenementen of extreem weer. Nu nog is de capaciteit van de brandweer dagelijks gelijk in aantal en vorm, maar in het Uitvoeringsplan Dekkingsplan 2022-2025 onderzoekt de brandweer hoe flexibele capaciteit passend kan inspelen op de dynamiek in de regio. Bijvoorbeeld door het organiseren van extra personeel of specifiek materieel tijdens Oud & Nieuw, Pride of stormdagen. Tegelijkertijd kan de brandweer gebruik maken van rustiger periodes voor het inplannen van oefeningen of alternatieve roostervormen in de avond, nacht of weekend.

Verdere integratie van preventie en repressie
De brandweer heeft altijd aandacht voor kwetsbare mensen en objecten. De verbinding tussen preventieve kennis (voorkomen) en repressieve kennis (efficiënt handelen, lessen trekken) is hierbij essentieel. In paragraaf 3.3.5 van dit dekkingsplan zijn de aandachtsgebieden en -objecten in de regio beschreven. In deze gebieden zet de brandweer in op extra preventieve en preparatieve activiteiten zoals voorlichting, oriëntatie en oefenen. In een breder kader versterkt de brandweer deze verbinding door het gebruik van de Veiligheidsketen, de risicogerichte benadering van BRZO-objecten met de Gezamenlijke Brandweer Amsterdam (GBA), het delen van repressieve kennis met de COGO-app en de ontwikkeling van wijkgerichte projecten op de kazernes. Verder gaat de brandweer anticiperen op stedelijke in- en uitbreiding en toekomstige bereikbaarheidsvraagstukken.

Continuering van bestaande verbetertrajecten
Bestaande innovaties en samenwerkingsverbanden worden voortgezet en versterkt.
Voorbeelden hiervan zijn Uitruk Op Maat25, de Gezamenlijke Brandweer Amsterdam (GBA), interregionale operationele grenzen en het onderzoek naar mogelijke samenwerking in een veiligheidscentrum op het toekomstige Strandeiland van IJburg.

 

20. Deze afspraken zijn overeengekomen in de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s.

21. De methode gebruikt de wijk- en buurtindeling van het Centraal Bureau voor Statistiek.

22. De categorisering richt zich voornamelijk op de aan- of afwezigheid van (zelf)redzame personen. Voor brandveiligheid bij bijvoorbeeld BRZO-inrichtingen, musea en monumenten bestaan buiten de Wet veiligheidsregio’s aparte wettelijke kaders.

23. Besluit veiligheidsregio’s (art. 3.2.1).

24. Na wijziging van het Bouwbesluit per 1 juli 2022 zijn rookmelders in elke woning verplicht.

25. Wanneer het verantwoord kan, mag een veiligheidsregio afwijken van de standaard personele bezetting van zes personen op een tankautospuit (TS6). De tankautospuit rukt dan uit met een bevelvoerder, chauffeur en twee manschappen (TS4).