2.1 Doel
In dit hoofdstuk wordt, met behulp van Handreiking Landelijk Uniforme Systematiek voor Dekkingsplannen, de verwachte dekking in het verzorgingsgebied beschreven. Hiermee maakt de brandweer inzichtelijk waar zij, onder de gegeven omstandigheden, repressief toe in staat is.12
2.2 Beschrijving onderdelen snelheid, capaciteit, paraatheid en werkdruk
De kwaliteit van de brandweerzorg wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van de factoren snelheid, capaciteit, paraatheid en werkdruk. In onderstaand overzicht is aangegeven welke aspecten hiervan onderzocht zijn.
Tabel 1 – Beoordelingsfactoren uit de Handreiking Landelijke Uniforme Systematiek voor Dekkingsplannen.
De brandweereenheden worden ingezet met het principe van ‘operationele grenzen’. Dit betekent dat gemeente- en regiogrenzen geen belemmeringen meer vormen. Het Dekkingsplan geeft inzage in de prestaties op regionaal niveau. Interregionale eenheden zijn conform de afspraken met de omliggende regio’s meegenomen in de berekeningen.
2.2.1 Snelheid
Een snelle reactie kan levens redden en schade voorkomen. De factor snelheid is onderzocht aan de hand van het maatgevende scenario gebouwbrand en de berekening van de snelheid van de eerste tankautospuit ter plaatse. In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de technische uitgangspunten van de berekeningen.
Maatgevend scenario gebouwbrand
De brandweer beschikt over diverse soorten eenheden met verschillende opkomsttijden. Voor het beschrijven van de factor snelheid is het maatgevend scenario gebouwbrand. Het gaat hier bijvoorbeeld om woningbranden of industriebranden.
Eerste tankautospuit ter plaatse
Bij melding van gebouwbrand stuurt de brandweer altijd als eerste een tankautospuit (basisbrandweereenheid).13 Daarom is Snelheid gedefinieerd als de tijd waarmee de eerste tankautospuit ter plaatse kan zijn. In een geografische weergave is hieronder de opkomstprognose van de basisbrandweereenheid in regio Amsterdam-Amstelland inzichtelijk gemaakt.
Figuur 2 – Opkomsttijden van de eerste tankautospuiten. De lichtste kleur geeft de kortste opkomsttijd weer en de donkerste kleur de hoogste.
Het percentage van de locaties in de regio dat binnen een bepaalde tijd wordt bereikt kan ook worden weergegeven in een s-curve. In een staafdiagram is verder gespecifieerd in welke tijdvakken de locaties bereikt worden.
Figuur 3 – Percentage van de locaties in de regio dat binnen een bepaalde tijd door de eerste tankautospuit bereikt wordt, aangevuld met tijdvakken waarin ze bereikt worden.
Analyse snelheid
Over het algemeen is de opkomsttijd bij gebouwbrand binnen de ring van Amsterdam het snelst. Dit komt door de hoge dichtheid van beroepskazernes. De opkomsttijd in de buitengebieden van de regio is langer door een lagere kazernedichtheid en een hogere uitruktijd van de vrijwillige eenheden. Over het algemeen wordt een kwart van de objecten in de regio tussen de 6-7 minuten bereikt. De brandweer kan alle objecten in de regio binnen 14 minuten bereiken.
2.2.2 Capaciteit
Als de brandweer ter plaatse is begint de bestrijding van een incident. Hiervoor zijn mensen en materieel nodig, soms voor langere tijd. De factor capaciteit is onderzocht aan de hand van de aspecten slagkracht en grootschalige en langdurige inzetten. De prestaties op het gebied van slagkracht zijn berekend onder het principe van basisbrandweerzorg. De prestaties op het gebied van grootschalige en langdurige inzetten zijn geanalyseerd onder het principe van Grootschalig Brandweeroptreden (GBO). In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de technische uitgangspunten van de berekeningen.
Figuur 4 – Opkomsttijden van drie tankautospuiten in minuten. De lichtste kleur geeft het kortste tijdbestek weer en de donkerste kleur het hoogste.
Slagkracht
Voor het beschrijven van het aspect slagkracht zijn twee uitgangspunten gebruikt. De maximale opkomsttijd van drie tankautospuiten en het totale aantal tankautospuiten dat binnen 15 minuten ter plaatse kan zijn.
Figuur 5 – Geografische weergave van het aantal tankautospuiten dat binnen 15 minuten ter plaatse kan zijn. De lichtste kleur geeft het hoogste aantal tankautospuiten weer.
Het percentage van de locaties in de regio dat binnen een bepaalde tijd door één, twee of drie tankautospuiten kan worden bereikt kan ook worden weergegeven in een s-curve.
Figuur 6 – Het percentage van de locaties in de regio dat binnen een bepaalde tijd door één, twee of drie (interregionale) tankautospuiten kan worden bereikt.
Analyse slagkracht
De brandweer beschikt over 19 eerstelijns en 5 tweedelijns tankautospuiten.14 Regionaal kunnen bijna overal binnen korte tijd (15 minuten of minder) drie tankautospuiten ter plaatse zijn. Het duurt iets langer in een aantal buitengebieden en een deel van het Westelijk Havengebied van Amsterdam. De kazernes liggen hier verder uiteen. In 2020 is hier de geopend. Bij grote incidenten kan Brandweer Amsterdam-Amstelland een beroep doen op interregionale eenheden en landelijke bijstand. In het Westelijk Havengebied versterkt de Gezamenlijke Brandweer Amsterdam de slagkracht.
Capaciteit voor grootschalige en langdurige inzetten
Voor de aspecten grootschalige en langdurige inzetten is gekeken naar regionale organisatie van eenheden ten behoeve van grootschalige brandweeroptreden. Voor (interregionale) grootschalige en langdurige inzetten kan Brandweer Amsterdam-Amstelland in ieder geval basispelotons Noord en Zuid of het eigen slagkrachtpeloton gebruiken. Een basispeloton levert extra capaciteit bij brandbestrijding, redding, basis-IBGS en waterongevallen. In de eigen regio zijn deze drie pelotons respectievelijk binnen 30, 45 en 60 minuten aanwezig op de Uitgangsstelling. In het overzicht hieronder is de opbouw van de basispelotons weergegeven.
Tabel 2 – Deelnemende eenheden aan de drie regionale basispelotons.
Analyse grootschalige en langdurige inzetten
Brandweer Amsterdam-Amstelland kan voor grootschalige en langdurige inzet in eigen regio twee basispelotons, een peloton Grootschalige Watervoorziening (GWV) en een peloton Redding & Technische Hulpverlening (THV) leveren. Vanzelfsprekend zijn de pelotons ook beschikbaar voor interregionale bijstand. In aanvulling hierop is er regionaal ook een slagkrachtpeloton beschikbaar. Er zijn inzetvoorstellen gemaakt die garanderen dat er restdekking blijft.
2.2.3 Paraatheid
Paraatheid gaat over de mate waarin de brandweer volgens plan gereed is om uit te rukken. De factor paraatheid is onderzocht aan de hand van de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel en materieel, de kans op gelijktijdige incidenten en regionale restdekking. In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de technische uitgangspunten van de berekeningen.
Beschikbaarheid
Wanneer er voor een brandweereenheid voldoende gekwalificeerd personeel en materieel is, dan staat deze eenheid ‘in dienst’. De eenheid is dan inzetbaar om incidenten te bestrijden. De beschikbaarheid van de brandweer is uitgedrukt in de percentages per jaar dat de tankautospuiten (basisbrandweereenheden) inzetbaar zijn.
Analyse beschikbaarheid
Brandweer Amsterdam-Amstelland streeft naar een minimum beschikbaarheid van 95%. Door de aanwezigheid van beroepsposten in de regio is de paraatheid van de tankautospuiten over het algemeen hoog. Bij vrijwillige en tweedelijnseenheden is de beschikbaarheid soms lager. Vanzelfsprekend komen er bij een alarmering opvolgende eenheden ter plaatse, maar wel na een langere rijtijd. De minder parate eenheden zijn nog wel beschikbaar voor slagkracht en restdekking. De brandweer hanteert een afschaaltabel om bij personeelsuitval de capaciteit zo optimaal mogelijk te blijven inzetten.17
Tabel 3 – Het beschikbaarheidspercentage per eenheid (2020).
Gelijktijdigheid
Gelijktijdige incidenten beïnvloeden de (rest)dekking. De snelste eenheid is al ingezet en er moet voor een gelijktijdig incident een opvolgende eenheid met een langere rijtijd ter plaatse komen. In de volgende grafiek is op basis van historische incidentgegevens de procentuele kans op een gelijktijdig incident in het verzorgingsgebied van een kazerne weergegeven.
Figuur 7 – De procentuele kans op een gelijktijdig incident in het verzorgingsgebieden van een kazerne.
Analyse gelijktijdigheid
Gelijktijdigheid is voor de dekking met name relevant in het drukke centrum van Amsterdam (kazernes Hendrik, Nico en Dirk), Amsterdam Zuidoost (kazerne Anton) en West (kazernes Pieter en Osdorp). Dit komt door de combinatie tussen incidentaanbod, aanwezige risico’s en omvang van een verzorgingsgebied. Door de hoge dichtheid van (beroeps)kazernes levert dit hier over het algemeen geen problemen op.
Restdekking
Bij grootschalige en langdurige inzetten worden veel eenheden ingezet. Daardoor kan de beschikbaarheid van eenheden voor de rest van de regio teruglopen, zowel bij inzet in eigen regio als in het geval van interregionale bijstand.
Analyse restdekking
Bij grootschalige incidenten is het behoud van restdekking onderdeel van de besluitvorming op de meldkamer. Als hulpmiddel is hiervoor een Paraatheidsmatrix beschikbaar en zijn de inzetmogelijkheden van de tweedelijnseenheden verruimd en bij grote incidenten ondersteunt een Tactisch Officier Alarmcentrale (TOA) de meldkamerprocessen.
2.2.4 Werkdruk
Incidenten zijn niet gelijk over de regio verdeeld. Past de organisatievorm van de brandweer bij de spreiding van incidenten? De factor werkdruk is onderzocht aan de hand van de alarmeringsfrequentie van de tankautospuiten (basisbrandweereenheden). Werkdruk is gedefinieerd als het gemiddeld aantal alarmeringen (voor alle incidenttypen) van een brandweereenheid per jaar.18 Hiervoor is het gemiddelde genomen van de afgelopen vier jaar. In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de technische uitgangspunten van de berekeningen.
Analyse werkdruk
De gemiddelde werkdruk voor een tankautospuit met beroepsbezetting is 1019 alarmeringen per jaar. Bij een vrijwillige tankautospuit met dagbezetting is dat gemiddeld 285 alarmeringen per jaar en bij een volledig vrijwillige tankautospuit gemiddeld 74 alarmeringen per jaar. De alarmeringsfrequentie komt overeen met de stedelijke dichtheid van de verzorgingsgebieden en sluit aan bij de organisatievorm van de bezettingen. Zo heeft beroepskazerne Hendrik in de binnenstad van Amsterdam het hoogste aantal alarmeringen en volledig vrijwillige kazerne Driemond in het landelijke gebied van Amsterdam Zuidoost het laagste aantal.
Tabel 4 – Het gemiddelde aantal alarmeringen van een tankautospuit over de periode 2017-2020.
12. Er zijn berekeningen gemaakt voor de dagsituatie (werkdagen van 07:30 tot 17:00 en de avond-, nacht- en weekendsituatie (werkdagen van 17:00 tot 07:30 en weekenddagen). De weergegeven afbeeldingen tonen de ANW-situatie. Deze is wat betreft uitruktijden, rijtijden en risico’s voor het dekkingsplan het meest representatief. De dagsituatie is weergegeven in Bijlage 3.
13. De wet omschrijft een basisbrandweereenheid als een tankautospuit met een bezetting van 6 personen (TS6). In de Zuidflank van de regio is Uitruk op Maat ingevoerd. De eerste tankautospuit rukt hier uit met een bezetting van 4 personen (TS4). De meldkamer alarmeert voor een veilige inzet en slagkracht wel standaard als tweede eenheid een TS6.
14. Aantallen inclusief tankautospuiten van kazerne Weesp.
15. Eenheden uit het slagkrachtpeloton kunnen ook afzonderlijk ingezet worden voor aflossing binnen de regio.
16. Kazerne Victor is ’s nachts gesloten. Er is dan een opvolgende eenheid beschikbaar.
17. Tijdens de coronapandemie heeft de brandweer aanvullend een continuïteitsplan gehanteerd. Continuïteitsplan Brandweerzorg Pandemie Infectieziekte Groep A. Brandweer Amsterdam-Amstelland, 7 april 2020.
18. Dit geeft voorlopig een beperkt inzicht in de werkdruk per eenheid. Zo telt een alarmering voor een loze melding even zwaar als een reanimatie of langdurige inzet bij een grote industriebrand. Ook worden preventieve en preparatieve activiteiten, zoals het geven van voorlichting, oefenen en oriënteren, niet meegewogen. Brandweer Amsterdam-Amstelland zet zich in om het begrip werkdruk breder te onderzoeken.